Met pen, papier en scheermesje
Constructeurs droegen een net colbert, met een klein ouderwets rekenliniaal dat uit hun borstzak stak. Expres, want dan was je een échte constructeur. Zo ook Leen Zwetheul, toenmalig ‘Chef de Bureau’. Hij begon bij Van Hattum en Blankevoort in de jaren ’60 en werkte zich op tot het hoofd van de ontwerpafdeling. De afdeling waar constructeur Jos van Diemen vandaag de dag al bijna tien jaar werkt. Een ‘ouwe rot’ en ‘jonge hond’ die in gesprek gaan over de ontwikkelingen in het constructeursvak.
‘Als je de bouwvoorschriften van nu op tafel zou leggen, dan raken ze het plafond!’ Met gevoel voor drama beschrijft Jos één van de verschillen tussen vroeger en vandaag. De mannen zijn nog maar net in gesprek, maar er is al meteen een klik. Het ene voorbeeld na het andere komt ter sprake. ‘In mijn tijd bestonden de bouwvoorschriften nog maar uit zestig pagina’s’, herinnert Leen zich. ‘Maar dat was natuurlijk al vóór 1972!’ De nieuwsgierigheid is wederzijds. Zo is Leen zichtbaar geïnteresseerd als Jos tot in detail project IJboulevard beschrijft. Het project blijkt het ideale decor voor een gesprek over toen en nu.
VAN SCHUIFVIADUCTEN TOT PLAKBRUGGEN
Als hoofd van de ontwerpafdeling gaf Leen de laatste jaren voornamelijk leiding. Toch vond hij ontwerpen zelf nog het leukst: ‘Bedenken hoe we een betonnen constructie maken op onmogelijke plekken. Boven het water of over de weg. De uitdaging om dit voor elkaar te krijgen, dát vond ik het leuke aan mijn vak.’ Hij begon op de HTS Waterbouw, gevolgd door het Hoger Technisch Instituut (HTI). Als constructeur was hij gespecialiseerd in staalconstructies, waardoor hij al in het voorstadium werd betrokken bij projecten. ‘Staalconstructies, ondersteuningsconstructies, hulpconstructies en bekistingen. Stel je voor: in die tijd kwamen net de nieuwe technieken. Zoals prefab, schuifviaducten, vrije uitbouwbruggen en plakbruggen.’ Ook na zijn pensionering bleef hij betrokken bij het vak. Zo was Leen nog lang verbonden aan Stubeco, Studievereniging Uitvoering Betonconstructies. Hier heeft hij zeker nog tien jaar in commissies gezeten, waarbij hij technisch redacteur was. Jos ging naar het hbo, waarna hij in deeltijd de master Betonconstructeur volgde naast zijn werk. Dit deed hij bij de Betonvereniging vanuit TU Delft, waar hij ook te maken kreeg met Stubeco: ‘En het Handboek Bekistingstechniek?’ vraagt Jos. Leen lacht: ‘Daar heb ik ook aan meegewerkt!’
Weinig materiaal en efficiënt rekenen
ÉÉN VAN DE WEINIGEN
Jos vraagt naar de werkwijze van vroeger: ‘Hadden jullie ook al design en construct-contracten? Of was het bestek en de uitvoering nog apart?’ Na korte twijfel flapt het eruit: ‘Ja, absoluut! Ontwerpen deden we ook al. Van Hattum en Blankevoort was één van de weinig aannemers in Nederland die vanaf het begin al een eigen ontwerpafdeling had.’ De onderscheidende positie erkennen ze gelijk. Toch is er tegenwoordig niet altijd ruimte voor eigen ontwerp vanwege de verplichte aanbestedingen. ‘Vroeger was het niet erg om wat robuuster te bouwen, maar tegenwoordig willen we slankere constructies’, verduidelijkt Jos. ‘Weinig materiaal en efficiënt rekenen’.
‘EEN HEIDENS KARWEI’
Het werk van een constructeur is op bepaalde vlakken niet meer te vergelijken met vroeger. Je begon als tekenaar, wat toen nog allemaal met potlood gebeurde. Leen: ‘We hadden een groot tekenbord met een tekenhaak. Daar klemde je een vel doorzichtig papier op, waar je met potlood de tekening op maakte. Als dit goed was, dan ging de inkt daar overheen. Als de constructeur tóch iets anders wilde, dan moest je dat met een scheermesje van het doorzichtige papier afkrabben.’ Als de tekening klaar was, sneden of knipten ze deze uit. Daar maakten ze lichtdrukken van. ‘Dit deden we in een grote machine. Die maakte een afdruk op het papier, die je op maat knipte. Had je tien afdrukken? Dan moest je de rol er tien keer doorheen halen en uitknippen. Dat was een heidens karwei!’, glimlacht Leen. Om berekeningen te maken gebruikte ze een rekenliniaal, dat gebaseerd is op logaritmen. Leen schuift de rekenliniaal uit en legt uit hoe het werkt. ‘Wat een multitool’, reageert Jos. ‘Ik had er weleens van gehoord, maar ik had er nog nooit een gezien!’
De mogelijkheden nu oneindig!
DE REVOLUTIE
De eerste tekencomputer op de ontwerpafdeling kwam in 1988, het rekenen met de computer is van halverwege de jaren zeventig. ‘De overgang naar de computer was een hele uitdaging. Ergens in den lande waren computercentra, waarbij je met een polsbandje kon inloggen via een telefoonverbinding. Via Time Sharing-verbinding maakte je de berekeningen. We hadden geen computerprogramma’s, dus deze maakten we zelf. De mechanica vertaalden we naar computertalen, die we moesten leren beheersen. Na verloop van tijd ratelden de antwoorden eruit. Dat was de revolutie!’, benadrukt Leen. Volgens Jos is er een hoop veranderd over de tijd. Niet alleen het tekenen is gemoderniseerd, maar ook het berekenen met eindige elementensoftware: ‘We maken voornamelijk rekenmodellen, waar je constructies mee doorrekent. Met een computer kan dit in veel gevallen efficiënter en fijner. Je ziet al direct de vorm van de constructie, waarbij je kan kiezen tussen 3D en 2D.’ De creativiteit binnen het vak is hierdoor een stuk uitdagender geworden, net als de diversiteit van de constructies. Jos: ‘Vroeger was er al veel mogelijk, maar met alle technologische ontwikkelingen zijn de mogelijkheden nu oneindig!’